JAAP BOLINK – HILVERSUM

“Dat knokken hoor je terug in mijn vroegere instrumenten”

 

Jaap Bolink, geboren in Enschede op 7 februari 1946 als zoon van de kunstschilder-vioolbouwer Jan Hendrik Bolink, bouwde op 13-jarige leeftijd zijn eerste viool. Van 1963 to 1967 volgde hij de vioolbouwopleiding in Mittenwald (Duitsland).

Hierna werkte hij als zelfstandig vioolbouwer in Amsterdam en als chef d’atelier bij Arnold Dolmetsch in Engeland. In 1970 legde hij in Mittenwald de meesterproef af, waarbij zijn werk werd bekroond met een gouden medaille. Bolink werkt en woont sinds 1973 in Hilversum, met zijn vrouw, de vioolbouwer Annelies Steinhauer. Hij houdt zich voornamelijk bezig met nieuwbouw.

Bolink was van 1987 to 1997 secretaris en is sinds 1997 voorzitter van de NGV.

“Toen ik vijf was, wist ik al dat ik later vioolbouwer wilde worden.”En Kunstschilder”, zei ik daar dan meestal heel voorzichtig achteraan. Die combinatie zag ik de hele dag, want mijn vader was opgeleid als kunstschilder en heeft zich later bekwaamd in de vioolbouw. Hij had een atelier in Enschede. Op mijn dertiende bouwde ik onder zijn toezicht mijn eerste viool. In 1963 ging ik naar de vioolbouwschool in Mittenwald, een gerenommeerde en zeer degelijke opleiding. Zo’n goede technische basis heb je absoluut nodig om al je muzikale en artistieke ideeën te kunnen uitwerken. Die artistieke kant kreeg overigens op school minder aandacht, die moet je hebben.

 

 

Vroeger speelde ik viool en tegenwoordig speel ik cello. Als vioolbouwer hoef je heus geen groot musicus te zijn, maar je moet wel alle instrumenten kunnen aanstrijken en beoordelen. En je moet stapelgek zijn op muziek, een eigen klankideaal hebben. Hoe kun je anders goed bouwen ? Dan is het elke keer puur toeval, als er iets goeds uit je vingers komt. Dat klankideaal verandert door je ervaringen in het leven. Toen Annelies en ik begonnen in Amsterdam, waren er nauwelijks mensen die leefden van nieuwbouw. Wij waren waren heel idealistisch. We wilden instrumenten bouwen die net zo goed waren als de oude meesters en bovendien betaalbaar. Daar hebben we echt voor moeten knokken. Dat knokken, dat idee van “ik zal ze eens wat laten horen”, hoor je heel sterk terug in mijn vroege instrumenten. Die hebben een enorme power. Ik vind nog steeds dat een instrument heel krachtig moet zijn, maar het moet meer hebben dan kracht alleen. Je moet er alles op kunnen spelen, van barok tot moderne muziek, en je moet er ook op kunnen fluisteren.

 

 

Klanten kunnen zelf het hout voor hun instrumenten uitzoeken. Verder kunnen ze kiezen uit een aantal van mijn eigen modellen en een aantal kleuren lak. Maar ze hebben geen inspraak op de vormgeving, daarin doe ik wat ik wil. Binnen de door traditie gedicteerde marges zoek ik naar een eigen vorm, wil ik variëren met krullen, F-gaten en dat soort dingen. Daarom heb ik ook een hekel aan kopiëren. Het is dan wel een heel traditioneel vak dat wij uitoefenen, maar de traditie hield ook in, dat mensen hun eigen vorm ontwikkelden.

 

Ik ben altijd een groot voorvechter geweest van nieuwe instrumenten. Zonder overigens de oude meesters te kort te willen doen, zij vormen immers ons voorbeeld en zijn onze inspiratiebron. Maar ik wind me nog steeds vreselijk op als ik tegen de mythe aanbots dat oud per definitie beter is dan nieuw, duur altijd beter is dan betaalbaar. Dat kan soms absurde vormen aannemen. Dan zegt een musicus bijvoorbeeld dat hij op zoek is naar “iets van rond een ton”, in plaats van te spreken over de klank waarnaar hij op zoek is! Die mythe wordt op allerlei manieren in stand gehouden. Bijvoorbeeld doordat op cd’s een Stradivari wel vermeld word en een modern instrument niet. Ik kan het me ook wel een beetje voorstellen: een oud instrument spreekt enorm tot de verbeelding, er gaat een zekere romantiek van uit. Maar vaak is het een kwestie van status en kun je er zo door heen prikken. Keer op keer komen nieuwe instrumenten als even goed of beter dan de oude uit de bus.
En wat de romantiek betreft: wat is er nu romantischer dan iets speciaal voor jou te laten bouwen.?
Een instrument waarvoor je zelf het hout uitzoekt, waar je gesprekken over voert, dat zich vanaf het eerste moment naar jou voegt, en dat bovendien na jou nog eens eeuwenlang meegaat?”

– tekst Ellen Hooijen –

 

 

Bekende spelers waar ik voor bouwde, o.a. :

Ike Viersen – celo
Mieke Honingh – altviool
Esther Apituley – altviool
Rudolf Koelman – viool
Ernst Reijseger – celo
Quirine Viersen – cello
Rudolf Senn – contrabas
Herman Salomon – viool
Frank Dolman – contrabas
Christian Louwens – vello
Isabelle van Keulen -viool en altviool
Ernst Grapperhaus – altviool
Jeroen den Herder – cello
Saskia Viersen – viool
Truls Mørk – cello
Michael Gustorff – viool
Jean Lamon – barkoviool
Anthony Woodrow – violone
Angelos Repapis – contrabas
Thomas Brennstrup – contrabas KCO
Hans Roelofsen – contrabas en violone
Frank Wakelkamp- cello en cello-piccolo

Your content goes here. Edit or remove this text inline or in the module Content settings. You can also style every aspect of this content in the module Design settings and even apply custom CSS to this text in the module Advanced settings.